Pagina's

4.7.11

Hindoeïsme - Les 1

Les 1
Richtlijnen in het Hindoeïsme

Voor de leerkracht:


Grondgedachten
Het hindoeïsme gaat uit van eeuwenoude geschriften, de Veda’s. Er zijn drie belangrijke grondgedachten die aangeven hoe een mens zou moeten leven.

1. De uitwerking van de daden die je in je leven doet, houdt niet op bij de dood. Dit wordt karma genoemd.
2. De mens wordt geboren op een bepaalde plaats in de samenleving. Hij moet de plichten vervullen die bij die plaats horen. De verschillende delen van de samenleving heten kasten. Deze indeling is in 1950 officieel afgeschaft, maar nog steeds is de indeling in kasten voor de hindoes belangrijk.
3. Een ziel wordt steeds weer geboren in een nieuw lichaam. Dit wordt wedergeboorte genoemd. Door goed te leven komt de ziel steeds dichter bij het eeuwige geluk. Uiteindelijk stopt het reïncarnatieproces. De ziel bereikt dan moksa – dat betekent eeuwige rust en geluk – en gaat terug naar het Opperwezen Brahma

Er zijn vier manieren om de moksa te bereiken. Iedere hindoe mag zelf kiezen wat voor hem of haar een goede manier is:
- via heel veel bidden
- via studeren met hulp van een goeroe (een deskundige in het hindoeïsme)
- via goede daden (vergelijkbaar met de tien geboden in het christendom)
- via meditatie en yoga.

Voor de kinderen

Inleiding:
Brief van Ramon

Hallo, ik ben Ramon. Ik ben een Hindoe. Mijn naam betekend wijs en beschermer.
Je kan niet zomaar een Hindoe worden, je kan alleen maar geboren worden als Hindoe. Het Hindoeïsme heeft geen heilig boek of een stichter. Wel kennen we geschriften, de Veda’s, die veel kennis bevatten en vele Hindoes geloven dat ze door God geschonken zijn aan de mensheid.

We leven volgens de regels uit je groep, dit noemen we ook wel kaste, en afkomst. Als je in een groep zit kun je niet naar een hogere of lagere groep. We geloven dat je na je dood opnieuw wordt geboren, dat noemen we samsara. Als je slecht leeft heeft dat gevolgen voor je volgende leven, want dan kan je wel naar een lagere groep. Als je goed leeft, kan je in een hogere groep komen. Het doel van ons leven is ontsnappen aan de samsara, dus niet meer opnieuw geboren willen worden.
Dit kun je doen door veel te bidden, te studeren met hulp van een goeroe, via goede daden of via meditatie en yoga.

In mijn volgende brief zal ik iets meer vertellen over vereren van goden en dieren.

Groetjes, Ramon


Verwerking:
Bekijk het filmpje over de veda’s: Klik hier voor het filmpje

Lees het volgende verhaal voor:

De goedhartige pelgrim
Een hindoeïstisch verhaal over de god Krishna
In Udipi staat een beroemde tempel gewijd aan de god Krishna. Jaarlijks is deze een trekpleister voor duizenden bedevaartgangers. Lang geleden besloot een groep dorpelingen ter bedevaart naar deze heilige plek te reizen om daar Krishna Janamashtmi (de geboorte van Krishna) te vieren.

Onder de pelgrims bevond zich ene Gopal Adiga. Terwijl ze onderweg waren, merkte deze Gopal dat een oud vrouwtje een eindje met hen opliep. In haar handen droeg zij een rotte spitskool. Hij vroeg haar: "O moedertje, waarom loop je rond met een verrotte spitskool? Die is toch niet meer geschikt om te koken en te eten?"

Het oude vrouwtje pinkte een traan weg en antwoordde: "Wat wil je dat ik doe, mijn zoon. Ik heb thuis drie dochters die al drie dagen niets gegeten hebben. Ik zal van deze kool een soepje voor hen koken. Ik ben vreselijk arm en mijn leven is me eerder een last dan een lust. Hoe het ook zij, mijn kinderen zal ik blijven voeden."
Het hart van Gopal was gesmolten. "Ik was van plan om Krishna in de tempel van Udipi te vereren. Het geld dat ik aan hem wilde offeren zal ik jou geven. Je kunt er boodschappen mee doen en behoorlijk eten voor je dochters koken." De oude vrouw was zeer verrast met deze mildheid. Verheugd nam ze het geld aan en na afscheid te hebben genomen, ging ze haar eigen weg.

Gopal had nu geen geld meer om naar Udipi te gaan. Hij brak zijn pelgrimstocht af en keerde huiswaarts. Diezelfde nacht had hij een droom, waarin de god Krishna zich aan hem openbaarde. Hij sprak tot zijn aanbidder: "Terwijl jij op weg was naar Udipi, ben ik in de gedaante van een oude vrouw verschenen. De andere pelgrims die in jouw gezelschap waren namen niet eens de moeite om mij aan te kijken. Jij alleen was zo goed om naar het trieste relaas van mijn armoede te luisteren. Je schonk mij al jouw geld, waardoor je de bedevaart niet kon volbrengen. Om mijn zegen te ontvangen is het echter geen noodzaak om naar heilige tempels te reizen. Degene die oprecht is in zijn liefdadigheid en toewijding, op hem rust altijd mijn zegen, waar hij zich ook bevindt. God is overal aanwezig. Het zijn de onwetenden die menen dat ze de een of andere bedevaartplaats moeten bezoeken om hem te vinden. Ik ben uiterst tevreden met jouw toewijding, mildheid en liefdadigheid. Jij zult altijd mijn gunst en bescherming genieten."
(Bron: "Volksverhalen uit kleurrijk Nederland. Reizen. Verhalen over avontuurlijke reizen uit de Chinese, Joodse, Nederlandse, Indiase, Turkse, Surinaamse, Marokkaanse en Indonesische verteltraditie" verschenen bij Uitgeverij Lemniscaat, Rotterdam, 1991.)

Bespreek het verhaal met de kinderen. Welke vergelijkingen kunnen de kinderen maken met het Christendom? Wat zouden zij doen? Waarom is het belangrijk voor een Hindoe om goede daden te doen?