Pagina's

4.7.11

Boeddhisme - Les 3

Les 3

Achtergrond informatie voor de docent:
In veel boeddhistische landen, zoals in Thailand en Birma, brengen jongens een aantal maanden door in een klooster. Dit is een deel van hun opvoeding. Zij gaan in fijne zijde kleding op een wit paard, op weg naar het klooster. Als zij daar aankomen, wordt hun hoofdhaar afgeschoren. Zij krijgen eenvoudige oranje gewaden aan. Dit wordt gedaan, omdat zij zich dan geen zorgen maken om hun uiterlijk. Want uiterlijk is niet belangrijk. Zij leren in het klooster over Boeddha, maar krijgen daarnaast ook de gewone schoolvakken. Als zij klaar zijn kunnen zij of terug naar huis of blijven zij in het klooster om monnik te worden.

Als zij een monnik worden, mogen zij acht voorwerpen bezitten. Met noemt ze de acht benodigdheden. Ze werden door de Boeddha zelf bepaald. :
- Saffraangele, kastanjebruine of zwarte gewaden
- Bedelnap ( kom om voedsel in te doen)
- Riem
- Scheermes
- Naald
- Waterfilter
- Wandelstok
- Tandenstoker.

Zij leren nog meer over het geloof en helpen daarnaast in het klooster en bij het organiseren van feesten en vieringen.
(Watson, 1997)

Materialen:

- Kaartjes met daarop de opdrachten.
- De voorwerpen die op de kaartjes staan
- Een plek om het spel te spelen
- De brief


Koppeling met het Christendom.
Jongens van Boeddhisten gaan naar het klooster. De meisjes niet. Bij de Christenen wordt er nog wel onderscheid gemaakt tussen de jongens en de meisjes, maar bij de meeste stromingen binnen het Christendom zijn de twee seksen gelijk. Het is ook per stroming verschillend wat er van de kinderen wordt verwacht. Protestantse kinderen worden gedoopt en kunnen als ze volwassen zijn kiezen voor het geloof door belijdenis te doen. Hier gaat vaak wel een traject vooraf. In dit traject wordt bijvoorbeeld verder ingegaan op het geloof en worden de jong volwassenen aan het denken gezet over hun geloof. Wat is geloof en wat geloven zij eigenlijk. Bij de Katholieken kunnen de kinderen hun communie doen. Zij zijn dan rond de zeven a acht jaar. Als kind wordt je daarna betrokken gemaakt bij de diensten in de kerk.
Bij de Katholieken en bij de Boeddhisten worden de kinderen actief betrokken. Bij de Protestanten is dit per kerk afhankelijk. Sommige kinderen zullen daar wel betrokken zijn bij de dienst, maar er zullen ook kerken zijn waarbij kinderen geen rol hebben. Wel vertelt Mattheus 19: 13 en 14 dat Jezus zegt dat alle kinderen tot Hem mogen komen. Hier wordt geen onderscheid gemaakt tussen de jongens en de meiden.



Inleiding:
Hallo, ik ben Geway. Ik ben 9 jaar en ik ga naar het klooster. In landen waar Boeddha heel belangrijk is, gaan de jongens een aantal maanden naar een klooster. Dit hoort bij de opvoeding. Op een wit paard en in zijde kleding gaan wij op weg. Mijn hoofdhaar wordt afgeschoren en ik krijg gewaden. Dit zijn een soort doeken die je om je lichaam heen draagt. Zo zien wij er allemaal hetzelfde uit. Volgens Boeddha maakt het niet uit hoe je eruit ziet. Het gaat om wie je van binnen bent. Het gaat er ook niet om wat je beroep is. Iedereen moet je helpen, als hij of zij dat nodig heeft. Iedereen, ook mensen die geen Boeddhist zijn of die niet in jouw straat wonen. Niet alleen mensen worden geholpen, maar ook dieren kunnen wel wat liefde gebruiken.
In het klooster krijgen wij veel te horen over Boeddha, maar krijgen ook les in andere vakken. Zoals taal, rekenen, enzovoort. Als wij naar huis mogen, mogen wij kiezen. Wij kunnen of wij naar huis gaan, of dat wij blijven. Ik wil graag blijven in het klooster.

Verwerking 1:
Verwerking 2 is een spel, mocht dit niet passen, dan is deze verwerking een optie. Hierbij wordt de nadruk gelegd op de benodigheden die je als monnik nodig hebt. Vraag aan de kinderen wat je echt nodig hebt als je op een onbewoond eiland terecht komt. Zij mogen dan maximaal acht, want dat krijgt een monnik ook, voorwerpen noemen die zij nodig zouden moeten hebben. Als zij een lijst hebben gemaakt, dan wordt deze vergeleken met de lijst van de Monniken.

Verwerking 2
De verwerking is een spel waarbij het gaat om elkaar te helpen. Het gaat er ook bij om, dat zij iemand helpen die zij niet in een keer kunnen zien. Zodat het uiterlijk niet toe doet. Daarnaast zijn er ook kaartjes voor kinderen die een dier voorstellen. Dieren moeten ook worden geholpen volgens Gautama.
De bedoeling is als volgt. De klas wordt in tweeën gesplitst. De ene groep moet worden geholpen en de andere groep gaat helpen. Elke leerling uit de eerste groep krijgen een kaartje (zie bijlage), waarop zijn ‘probleem’ op staat en een woord die zij moeten roepen. Daarnaast staat ook de oplossing op het kaartje. Komt dus een kind met het juiste voorwerp/ de oplossing, dan is het kind geholpen.
De kinderen met een kaartje, verspreiden zich. Het zou het leukste zijn als zij zich kunnen op een plek waar het aardig donker is of beschut. Denk aan een bos of aan een gymzaal met allerlei attributen. De kinderen die zich hebben ‘verstopt’ roepen steeds het woord, dat zij op hun kaartje hebben staan. De andere kinderen kunnen nu op het geluid af gaan. Als zij bij een kind komen, is het de bedoeling dat zij het probleem proberen te achterhalen. Dit kunnen zij doen door te vragen wat er aan de hand is. Daarna moeten zij naar een oplossing zoeken. Verschillende oplossingen zijn te vinden in een kist. Per probleem is er een oplossing. Dit kan in de vorm zijn van een echt voorwerp, of kan ook een kaartje zijn. Als een kind is geholpen, dan mag hij opstaan en naar een afgesproken plek gaan. Het is niet de bedoeling dat zij mee gaan helpen. Als alle kinderen de juiste hulp hebben gehad, dan is het spel afgelopen. Dan kan er worden gewisseld. Dan gaat groep 2 zich verspreiden en gaat groep 1 hulp bieden. Dit stopt ook weer als iedereen is geholpen.

Uitbreiding/ extra:
Voor groep 5 is een kist met de oplossingen een uitkomst, maar voor groep 6 zou je ook de kinderen zelf kunnen laten zoeken naar oplossingen. Deze kunnen zij dan bijvoorbeeld zoeken in de school.
Voor groep 7/8 kan het nog lastiger. Je zou zelfs probleemsituaties kunnen neerzetten wat met Boeddha te maken heeft.

Dit ben ik:
Je hebt gelezen over het achtvoudige pad van Boeddha. Je wilt weten wat dit betekent.
Dit roep ik:
Acht

Voor alle groepen geldt, dat er kan worden toneelgespeeld. Je kunt ook stellen dat de kinderen eerst moeten raden wat er aan de hand is met de mens, dier of plant. Door vele keren te gokken, zal er uiteindelijk een goed antwoord kunnen komen. Het nadeel is wel dat het spel langer duurt. Als een mens, dier of plant niet wordt geraden en de hele klas heeft al geholpen met raden, dan kan hij/ zij uiteindelijk vertellen wie hij/ zij is.